Naheffing Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden
- 1
- Indien ten aanzien van deelnemingsdividenden niet binnen de in artikel 5A, vierde lid, eerste volzin, gestelde uiterste termijn overeenkomstig de in artikel 5A gestelde wijze is aangetoond dat in de Nederlandse Antillen het dividend is onderworpen aan een belasting met dien verstande dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk van woonstaat en bronstaat tezamen op dit dividend ten minste 8,3 percent bedraagt, dan wel op enigerlei wijze is gebleken dat niet is voldaan aan de overige voorwaarden voor toepassing van artikel 11, derde lid, derde volzin van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, wordt door de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Nederland van de vennootschap die het dividend heeft betaald, dividendbelasting over het gehele brutobedrag van dat dividend nageheven.
- 2
- De naheffingsaanslag wordt opgelegd aan de Nederlandse vennootschap die het dividend heeft betaald. Indien de in artikel 5A, vierde lid, eerste volzin, gestelde termijn van 3 jaren dreigt te verstrijken dan wel is verstreken zonder dat de voor beoordeling benodigde gegevens door de bevoegde aanslagregelende autoriteit in de Nederlandse Antillen zijn overgelegd, wordt een mededeling gezonden aan de bevoegde aanslagregelende autoriteit in de Nederlandse Antillen. In de mededeling wordt vermeld dat de bevoegde aanslagregelende autoriteit in de Nederlandse Antillen in de gelegenheid wordt gesteld, het in artikel 5A, vierde lid, genoemde bewijs alsnog binnen een termijn van drie maanden na de dagtekening van de mededeling over te leggen aan de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Nederland. Een afschrift van deze mededeling vergezeld van een begeleidende brief wordt tegelijkertijd toegezonden aan de vennootschap en de belastingplichtige. Deze worden daarbij in de gelegenheid gesteld het in artikel 5A, vierde lid, genoemde bewijs of, in zoverre de aldaar genoemde stukken niet kunnen worden overgelegd, daarmee vergelijkbaar bewijs, alsnog zelf over te leggen binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van de mededeling. Indien het aldus overgelegde bewijs naar het oordeel van de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Nederland volstaat, blijft het opleggen van de naheffingsaanslag achterwege.
- 3
- In afwachting van de uitkomst van in artikel 5A, vierde lid, bedoelde bezwaar- en beroepsprocedures dan wel van verzoeken tot ambtshalve vermindering kan, indien de gronden van het bezwaarschrift, beroepschrift of het verzoekschrift daartoe aanleiding geven, met het oog op de uiterste termijn voor het opleggen van een naheffingsaanslag een naheffingsaanslag ter behoud van rechten worden opgelegd. Voor betaling van het bedrag van de naheffingsaanslag wordt in dat geval uitstel verleend tot 3 maanden nadat de aanslag onherroepelijk is geworden.
- 4
- De bevoegde aanslagregelende autoriteit in Nederland handelt met betrekking tot de toepassing van het tweede en derde lid overeenkomstig bindend advies van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland.
- 5
- Het bedrag van de naheffing is niet meer dan 15 percent van het in het eerste lid genoemd brutobedrag. Op het bedrag van de naheffing wordt de ter zake van dat dividend reeds ingehouden dividendbelasting, voorzover niet reeds teruggegeven, alsmede verminderingen ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 in mindering gebracht.
- 6
- De bepalingen van de voorgaande leden van dit artikel laten onverlet de wijze van naheffing van dividendbelasting wegens het ten onrechte in aanmerking nemen van verminderingen als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de dividendbelasting 1965.