De ambtenaren die aanwezig zijn op het grondgebied van een ander land op grond van deze regeling, genieten dezelfde bescherming en bijstand als die welke de wettelijke voorschriften van het land waar zij optreden toekennen aan de ambtenaren van het land zelf. Met betrekking tot eventuele strafbare feiten die ten aanzien van die ambtenaren zouden worden begaan of die zij zelf mochten begaan staan zij gelijk met de ambtenaren van het land waar zij zich bevinden.