Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 september 2019, nr. 2019-0000131180;
Gelet op artikel VII, eerste lid, van de Verzamelwet Brexit;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 oktober 2019, nr. No.W12.19.0293/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 oktober 2019, nr. 2019-0000150233,
Hebben goedgevonden en verstaan: