- 1
- De bevoegde nationale autoriteit kan, bij wijze van ontheffing en na overleg met organisaties van werkgevers en werknemers, bepaalde categorieën werknemers wegens de bijzondere aard van hun dienstbetrekking uitsluiten van de in deze bepaling voorziene bescherming.
- 2
- De definitie van „insolventie" moet worden bepaald door de nationale wetgeving en de praktijk.
- 3
- De aanspraken van werknemers die onder deze bepaling vallen, omvatten ten minste:
-
- a.de aanspraken van werknemers op loon met betrekking tot een voorgeschreven periode, die niet minder zal bedragen dan drie maanden in geval van een systeem van voorrechten en niet minder dan acht weken in geval van een waarborgstelsel vóór de datum van het intreden van de insolventie of van de beëindiging van de dienstbetrekking;
- b.de aanspraken van werknemers op verschuldigde vakantietoeslag op grond van werkzaamheden die werden verricht in het jaar waarin de insolventie intrad of de dienstbetrekking werd beëindigd;
- c.de aanspraken van werknemers op verschuldigde bedragen op grond van andere vormen van betaald verlof met betrekking tot een voorgeschreven periode, die niet minder zal bedragen dan drie maanden in geval van een systeem van voorrechten en niet minder dan acht weken in geval van een waarborgstelsel vóór de datum van het intreden van de insolventie of van de beëindiging van de dienstbetrekking.
- 4
- In de nationale wet- of regelgeving kan de bescherming van de aanspraken van werknemers worden beperkt tot een voorgeschreven bedrag, dat van een sociaal aanvaardbaar niveau dient te zijn.