- 1
- Indien een lichaam van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide verdragsluitende partijen voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan het, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die verdragsluitende partijen voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende partij waarvan het inwoner is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
- 2
- De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, het geval in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende partij op te lossen teneinde belastingheffing die niet in overeenstemming is met dit Verdrag te vermijden. De bereikte overeenstemming wordt ten uitvoer gelegd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de verdragsluitende partijen.
- 3
- De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag in onderling overleg op te lossen.
- 4
- De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen teneinde overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.