Indien een Verdragsluitende Partij onderdanen van een derde staat bijzondere voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten die tot dergelijke unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht deze voordelen toe te kennen aan onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij, zoals vermeld in artikel 3, tweede lid.