- 1
- De bevoegde autoriteiten van de Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van artikel 10, tweede en derde lid, en van artikel 11, tweede lid.
- 2
- De bevoegde autoriteiten van elk van de Staten kunnen, in overeenstemming met het gebruik van die Staat, uitvoeringsvoorschriften vaststellen die nodig zijn om de overige bepalingen van deze Overeenkomst uit te voeren.