- 1
- Bestanddelen van het inkomen die worden verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat die de uiteindelijk gerechtigde is, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag zijn behandeld, zijn slechts in die Staat belastbaar.
- 2
- De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende zaken zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
- 3
- Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de personen die werkzaamheden hebben uitgevoerd waaruit inkomsten zoals bedoeld in het eerste lid worden verkregen, het betaalde bedrag voor dergelijke werkzaamheden het bedrag overschrijdt dat zonder zulk een verhouding tussen onafhankelijke personen zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van het eerste lid uitsluitend van toepassing op het laatstgenoemde bedrag. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van het Verdrag.
- 4
- Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid mogen bestanddelen van het inkomen verkregen door een inwoner van een Verdragsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag zijn behandeld en afkomstig zijn uit de andere Verdragsluitende Staat, ook in die andere Staat worden belast.