Het Verdrag vindt geen toepassing op internationale organisaties, op hun organen en functionarissen, en op personen deel uitmakende van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een derde Staat, die in een van de beide Staten verblijven of aldaar hun zetel hebben en aldaar niet voor hun gehele inkomen en hun gehele vermogen aan de belastingheffing zijn onderworpen.