- 1
- Indien de uiteindelijk gerechtigde van de rente woonachtig is in Aruba en de uitbetalende instantie in de Republiek Oostenrijk is gevestigd, heft de Republiek Oostenrijk gedurende de in artikel 10 van de richtlijn bedoelde overgangsperiode bronbelasting, gedurende de eerste drie jaar van de overgangsperiode tegen een tarief van 15%, gedurende de volgende drie jaar tegen een tarief van 20%, en daarna tegen een tarief van 35%. Gedurende deze periode is de Republiek Oostenrijk niet gehouden de bepalingen van artikel 4 toe te passen. De Republiek Oostenrijk ontvangt echter gegevens van Aruba overeenkomstig dat artikel.
- 2
- De uitbetalende instantie houdt de bronbelasting in op de wijze als omschreven in artikel 11, leden 2 en 3, van de richtlijn.
- 3
- Het opleggen van bronbelasting door de Republiek Oostenrijk belet Aruba niet de inkomsten te belasten overeenkomstig het nationale recht van Aruba.
- 4
- Tijdens de overgangsperiode kan de Republiek Oostenrijk bepalen dat een marktdeelnemer die rente uitbetaalt of een rentebetaling bewerkstelligt voor een in Aruba gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de richtlijn, wordt aangemerkt als de uitbetalende instantie in plaats van de entiteit, en de bronbelasting op die rente heffen, tenzij de entiteit formeel heeft aanvaard dat haar naam en adres alsmede het totale bedrag van de rentebetaling die aan haar is verricht of voor haar is bewerkstelligd, worden meegedeeld overeenkomstig de laatste alinea van artikel 4, lid 2.
- 5
- Aan het einde van de overgangsperiode zal de Republiek Oostenrijk de bepalingen van artikel 4 toepassen en zal de Republiek Oostenrijk niet langer bronbelasting en verdeling van belastingopbrengsten als bedoeld in deze bepaling en artikel 6 toepassen. Als de Republiek Oostenrijk er tijdens de overgangsperiode voor kiest de bepalingen van artikel 4 toe te passen, zal hij niet langer bronbelasting en verdeling van belastingopbrengsten als bedoeld in deze bepaling en in artikel 6 toepassen.