Responsive image

Artikel 16 Procedure voor onderling overleg

Download de app voor meer functionaliteit.

Artikel 16 Procedure voor onderling overleg

    1
  • Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een verdragsluitend rechtsgebied of van beide verdragsluitende rechtsgebieden voor die persoon leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, kan die persoon, ongeacht de rechtsmiddelen waarin het nationale recht van die verdragsluitende rechtsgebieden voorziet, de zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteit van een van beide verdragsluitende rechtsgebieden. De zaak moet worden voorgelegd binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum van de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag.
    2
  • Indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, tracht de bevoegde autoriteit de zaak in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied op te lossen, teneinde een belastingheffing te vermijden die niet in overeenstemming is met het gedekte belastingverdrag. Elke bereikte overeenstemming wordt uitgevoerd, niettegenstaande de termijnen waarin het nationale recht van de verdragsluitende rechtsgebieden voorziet.
    3
  • De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het gedekte belastingverdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting te vermijden in gevallen die niet in het gedekte belastingverdrag geregeld zijn.
    4
    • a.
    • i.Het eerste lid, eerste zin, is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag (of van gedeelten daarvan) die voorschrijven dat wanneer een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een verdragsluitend rechtsgebied of van beide verdragsluitende rechtsgebieden voor die persoon leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, die persoon, ongeacht de rechtsmiddelen waarin het nationale recht van die verdragsluitende rechtsgebieden voorziet, de zaak kan voorleggen aan de bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied waarvan die persoon inwoner is, daaronder begrepen bepalingen die voorschrijven dat, indien de door die persoon voorgelegde zaak onder de toepassing valt van de bepalingen van een gedekt belastingverdrag die betrekking hebben op non-discriminatie die op nationaliteit gebaseerd is, de zaak mag worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied waarvan die persoon onderdaan is.
    • ii.Het eerste lid, tweede zin, is van toepassing in de plaats van bepalingen van een gedekt belastingverdrag die voorschrijven dat een zaak als bedoeld in het eerste lid, eerste zin, moet worden voorgelegd binnen een bepaalde termijn die minder bedraagt dan drie jaar vanaf de datum van de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, of wanneer er geen bepaling van een gedekt belastingverdrag is die de termijn vaststelt waarbinnen dergelijke zaak moet worden voorgelegd.
    • b.
    • i.Het tweede lid, eerste zin, is van toepassing wanneer er in een gedekt belastingverdrag bepalingen ontbreken die voorschrijven dat de bevoegde autoriteit aan wie de zaak door de in het eerste lid bedoelde persoon wordt voorgelegd zal trachten, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de zaak in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied te regelen, teneinde een belastingheffing te vermijden die niet in overeenstemming is met het gedekte belastingverdrag.
    • ii.Het tweede lid, tweede zin, is van toepassing wanneer er in een gedekt belastingverdrag bepalingen ontbreken die voorschrijven dat elke overeengekomen regeling zal worden uitgevoerd, niettegenstaande de termijnen waarin het nationale recht van de verdragsluitende rechtsgebieden voorziet.
    • c.
    • i.Het derde lid, eerste zin, is van toepassing wanneer er in een gedekt belastingverdrag bepalingen ontbreken die voorschrijven dat de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden zullen trachten om moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het gedekte belastingverdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.
    • ii.Het derde lid, tweede zin, is van toepassing wanneer er in een gedekt belastingverdrag bepalingen ontbreken die voorschrijven dat de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden ook met elkaar overleg kunnen plegen teneinde dubbele belasting te vermijden in gevallen die niet in het gedekte belastingverdrag geregeld zijn.
    5
  • Een Partij kan zich het recht voorbehouden:
    • a.het eerste lid, eerste zin, niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen op grond van het gegeven dat zij voornemens is te voldoen aan de minimumstandaard inzake het verbeteren van geschillenbeslechting van het OESO/G20 BEPS-pakket door ervoor te zorgen dat onder elk van haar gedekte belastingverdragen (niet zijnde een gedekt belastingverdrag dat een persoon in de mogelijkheid stelt een zaak voor te leggen aan de bevoegde autoriteit van een van de verdragsluitende rechtsgebieden), wanneer een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een verdragsluitend rechtsgebied of van beide verdragsluitende rechtsgebieden voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, die persoon, ongeacht de rechtsmiddelen waarin het nationale recht van die verdragsluitende rechtsgebieden voorziet, de zaak mag voorleggen aan de bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied waarvan hij inwoner is, of, wanneer de door die persoon voorgelegde zaak onder een bepaling valt van een gedekt belastingverdrag die betrekking heeft op non-discriminatie die op nationaliteit gebaseerd is, aan de bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied waarvan die persoon onderdaan is; en de bevoegde autoriteit van dat verdragsluitende rechtsgebied een procedure voor wederzijdse kennisgeving of een consultatieprocedure zal opstarten met de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied voor gevallen waarbij de bevoegde autoriteit aan wie de zaak voor onderling overleg werd voorgelegd het bezwaar van de belastingplichtige als ongegrond beschouwt;
    • b.het eerste lid, tweede zin, niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die niet bepalen dat het het eerste lid, eerste zin, bedoelde geval binnen een bepaalde termijn moet worden voorgelegd op grond van het gegeven dat die Partij voornemens is te voldoen aan de minimumstandaard inzake het verbeteren van geschillenbeslechting van het OESO/G20 BEPS-pakket door ervoor te zorgen dat het voor de toepassing van al die gedekte belastingverdragen aan de in het eerste lid bedoelde belastingplichtige toegestaan is om de zaak voor te leggen binnen een termijn van minstens drie jaar na de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag;
    • c.het tweede lid, tweede zin, niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen op grond van het gegeven dat voor de toepassing van al haar gedekte belastingverdragen:
    • i.elke via de procedure voor onderling overleg overeengekomen regeling zal uitgevoerd worden, niettegenstaande de termijnen waarin het nationale recht van de verdragsluitende rechtsgebieden voorziet; of
    • ii.zij voornemens is te voldoen aan de minimumstandaard inzake het verbeteren van geschillenbeslechting van het OESO/G20 BEPS-pakket door bij haar bilaterale verdragsonderhandelingen een verdragsbepaling te aanvaarden die erin voorziet dat:
    • A.de verdragsluitende rechtsgebieden de winst die kan worden toegerekend aan een vaste inrichting van een onderneming van een van de verdragsluitende rechtsgebieden niet zullen aanpassen na een termijn die beide verdragsluitende rechtsgebieden onderling overeengekomen zijn en die aanvangt op het einde van het belastingjaar waarin de winst aan de vaste inrichting had kunnen worden toegerekend (deze bepaling is niet van toepassing ingeval van fraude, grove nalatigheid of opzettelijk verzuim); en
    • B.de verdragsluitende rechtsgebieden winst die de onderneming zou hebben behaald, maar ingevolge de voorwaarden die zijn opgenomen in een bepaling van een gedekt belastingverdrag die betrekking heeft op gelieerde ondernemingen niet heeft behaald, niet in de winst van een onderneming zullen opnemen en niet dienovereenkomstig zullen belasten na een termijn die beide verdragsluitende rechtsgebieden onderling overeengekomen zijn en die aanvangt op het einde van het belastingjaar waarin de onderneming de winst zou behaald hebben (deze bepaling is niet van toepassing ingeval van fraude, grove nalatigheid of opzettelijk verzuim).
    6
    • a.Elke Partij die niet het in het vijfde lid, onderdeel a, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat als omschreven in het vierde lid, onderdeel a, onder i, en zo ja, het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling. Wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de eerste zin van het eerste lid. In andere gevallen heeft de eerste zin van het eerste lid uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met die zin.
    • b.Elke Partij die niet het in het vijfde lid, onderdeel b, omschreven voorbehoud heeft gemaakt stelt de depositaris in kennis van:
    • i.de lijst van haar gedekte belastingverdragen die een bepaling bevatten die voorschrijft dat een zaak als bedoeld in het eerste lid, eerste zin, moet worden voorgelegd binnen een bepaalde termijn die minder bedraagt dan drie jaar vanaf de datum van de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, alsook het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling; een bepaling van een gedekt belastingverdrag wordt vervangen door het eerste lid, tweede zin, wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan hebben. Onverminderd de bepaling onder ii heeft het eerste lid, tweede zin, in andere gevallen uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het eerste lid, tweede zin;
    • ii.de lijst van haar gedekte belastingverdragen die een bepaling bevatten die voorschrijft dat een zaak als bedoeld in het eerste lid, eerste zin, moet worden voorgelegd binnen een bepaalde termijn van minstens drie jaar na de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, alsook het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling; het eerste lid, tweede zin, is niet van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer een verdragsluitend rechtsgebied een dergelijke kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag gedaan heeft.
    • c.Elke Partij stelt de depositaris in kennis van:
    • i.de lijst van haar gedekte belastingverdragen die geen bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, onderdeel b, onder i; het tweede lid, eerste zin, is uitsluitend van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag gedaan hebben;
    • ii.wanneer het gaat om een Partij die niet het in het vijfde lid, onderdeel c, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, de lijst van haar gedekte belastingverdragen die geen bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, onderdeel b, onder ii; het tweede lid, tweede zin, is uitsluitend van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag gedaan hebben.
    • d.Elke Partij stelt de depositaris in kennis van:
    • i.de lijst van haar gedekte belastingverdragen die geen bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, onderdeel c, onder i; het derde lid, eerste zin, is uitsluitend van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag gedaan hebben;
    • ii.de lijst van haar gedekte belastingverdragen die geen bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, onderdeel c, onder ii; het derde lid, tweede zin, is uitsluitend van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag gedaan hebben.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.