In erkenning van het beginsel van de vrijheid van overmaking staat elke Overeenkomstsluitende Partij, met inachtneming van haar gunstigste regels ter zake, de overmaking toe, zonder onnodige beperking en vertraging, naar het land van de andere Overeenkomstsluitende Partij en in de valuta van dat land of in een vrij inwisselbare valuta, van betalingen die voortvloeien uit investeringsactiviteiten en in het bijzonder van de volgende bestanddelen:
- (a)winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;
- (b)gelden nodig
- (i)voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindprodukten, of
- (ii)om kapitaalgoederen te vervangen ten einde de continuïteit van een investering te waarborgen;
- (c)bijkomende gelden, noodzakelijk voor de ontwikkeling van een investering;
- (d)inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;
- (e)de opbrengst van de liquidatie van kapitaal;
- (f)gelden voor terugbetaling van leningen;
- (g)honoraria voor verleende beheersdiensten;
- (h) royalty's.