- 1
- Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide verdragsluitende staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die staten voorziet, zijn kwestie voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn zaak valt onder artikel 21, eerste lid, aan die van de verdragsluitende staat waarvan hij onderdaan is. De kwestie dient te worden voorgelegd binnen drie jaar na de eerste kennisgeving van de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het Verdrag.
- 2
- De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de kwestie in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat op te lossen met het oog op de vermijding van belastingheffing die niet in overeenstemming is met het Verdrag. De bereikte overeenstemming wordt ten uitvoer gelegd niettegenstaande de eventuele verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de verdragsluitende staten.
- 3
- De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten trachten moeilijkheden of geschillen die mochten rijzen met betrekking tot de uitleg of de toepassing van het Verdrag in onderling overleg op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting te vermijden in gevallen die niet in het Verdrag zijn geregeld.
- 4
- De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen teneinde overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.
- 5
- Indien:
-
- a.een persoon uit hoofde van het eerste lid een kwestie heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitende staat omdat de maatregelen van een of van beide verdragsluitende staten ertoe hebben geleid dat de belastingheffing voor die persoon niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag; en
- b.de bevoegde autoriteiten er binnen twee jaar nadat de kwestie is voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat niet in slagen overeenstemming te bereiken om deze kwestie op te lossen overeenkomstig het tweede lid;
- wordt elke onopgelost vraagpunt dat voortvloeit uit de kwestie op verzoek van de persoon voorgelegd voor arbitrage. Tenzij een rechtstreeks bij de kwestie betrokken persoon de onderlinge overeenstemming waarbij de arbitrale uitspraak ten uitvoer wordt gelegd niet aanvaardt, is de arbitrale uitspraak bindend voor beide verdragsluitende staten en wordt ten uitvoer gelegd ongeacht eventuele termijnen in het nationale recht van de staten. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van dit lid.