- 1
- Bemanningsleden in het bezit van de desbetreffende in artikel 9 bedoelde identiteitsbewijzen hebben het recht, ongeacht de wijze van vervoer, het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij binnen te komen of door dat grondgebied te reizen ten einde zich weer bij hun schip te voegen, te worden overgebracht naar een ander schip, naar hun land terug te keren of ten behoeve van enig ander doel te reizen met toestemming van de bevoegde autoriteiten van die andere Overeenkomstsluitende Partij.
- 2
- In alle in het eerste lid bedoelde gevallen zijn de zeevarenden verplicht in het bezit te zijn van het door de andere Overeenkomstsluitende Partij vereiste visum. Dit document wordt zo spoedig mogelijk door de bevoegde autoriteiten afgegeven.
- 3
- Indien de houder van een in artikel 9 van deze Overeenkomst bedoeld identiteitsbewijs voor zeevarenden niet de nationaliteit van een van de Overeenkomstsluitende Partijen bezit, worden de in dit artikel bedoelde inreis- of doorreisvisa voor het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij afgegeven, mits de terugkeer van de houder naar het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die het identiteitsbewijs heeft afgegeven, is gewaarborgd.