- 1
- Indien uit Nederland afkomstige inkomensbestanddelen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald aan een natuurlijke persoon die vanaf 12 april 2012 onafgebroken inwoner van Duitsland is, wordt de door die persoon volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 verschuldigde belasting vanaf het eerste kalenderjaar tot en met het zesde kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het verdrag, bedoeld in artikel 1, in werking is getreden, verminderd op de voet van het derde en vierde lid.
- 2
- Onder een inkomensbestanddeel als bedoeld in dit artikel wordt verstaan een pensioen of andere soortgelijke beloning, een lijfrente of een pensioen of andere uitkering betaald krachtens de bepalingen van het socialezekerheidsstelsel van Nederland, mits reeds voor de datum van inwerkingtreding van het Verdrag, bedoeld in artikel 1, een betaling van een zodanig inkomensbestanddeel heeft plaats gevonden en mits dit inkomensbestanddeel:
-
- a.volgens artikel 17, tweede lid, van het verdrag, bedoeld in artikel 1, in Nederland mag worden belast;
- b.volgens de op 16 juni 1959 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidende andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied (Trb. 1959, 85) en de wijzigingen en aanvullingen daarop van 13 maart 1980 (Trb. 1980, 61), 21 mei 1992 (Trb. 1991, 95) en 4 juni 2006 (Trb. 2004, 185) uitsluitend ter heffing aan Duitsland was toegewezen.
- 3
- De verschuldigde inkomstenbelasting van een belastingplichtige in een kalenderjaar wordt verminderd met het verschil tussen het bedrag aan inkomstenbelasting uit werk en woning, bedoeld in afdeling 7.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, over het door de belastingplichtige in een kalenderjaar genoten belastbare inkomen, dat verschuldigd zou zijn zonder toepassing van dit artikel, in dezelfde verhouding staat als het bedrag aan inkomensbestanddelen bedoeld in het tweede lid staat tot de in dat jaar genoten positieve inkomsten uit werk en woning, en de volgens het vierde lid berekende inkomstenbelasting. De verschuldigde inkomstenbelasting van een belastingplichtige in een kalenderjaar uit hoofde van dit artikel bedraagt nooit meer dan de uit hoofde van de Wet inkomstenbelasting 2001 verschuldigde inkomstenbelasting.
- 4
- In afwijking van de artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in het eerste kalenderjaar tot en met het zesde kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het verdrag, bedoeld in artikel 1, in werking is getreden, de in Nederland verschuldigde inkomstenbelasting over de inkomensbestanddelen, bedoeld in het tweede lid, bepaald aan de hand van de volgende tabel:
-
Bij een inkomensbestanddeel, als bedoeld in het tweede lid, in het:
bedraagt de belasting over het gezamenlijke bedrag van deze inkomensbestanddelen ten hoogste:
I
II
eerste kalenderjaar
10%
tweede kalenderjaar
10%
derde kalenderjaar
15%
vierde kalenderjaar
20%
vijfde kalenderjaar
25%
zesde kalenderjaar
30%
- 5
- Het in de voorgaande leden bepaalde vindt geen toepassing in het kalenderjaar waarin de bepalingen van het verdrag, bedoeld in artikel 1, niet van toepassing zijn volgens artikel 33, zesde lid, van dat verdrag.