- 1
- Indien een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een van de Overeenkomstsluitende Staten of van beide Overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is. Het geval moet worden voorgelegd binnen vijf jaren nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
- 2
- De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Overeenkomstsluitende Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.
- 3
- De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst, waaronder begrepen artikel 9 van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.
- 4
- De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.