- 1
- Indien een inwoner van een partij meent dat de maatregelen van de andere partij leiden of zullen leiden tot een wijziging van verrekenprijzen die niet in overeenstemming is met het arm’s length -beginsel, kan de inwoner, ongeacht de rechtsmiddelen waarin het nationale recht van die partijen voorziet, het geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de eerstgenoemde partij. Het geval dient binnen drie jaar na de eerste kennisgeving van de wijziging te worden voorgelegd.
- 2
- De bevoegde autoriteiten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van het arm’s length -beginsel door een partij inzake wijzigingen van verrekenprijzen op te lossen. Zij kunnen zich tevens rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen voor de toepassing van dit artikel.