- 1
- Een geschil tussen de ene Overeenkomstsluitende Partij en een onderdaan van de andere Overeenkomstsluitende Partij betreffende een investering van die onderdaan op het grondgebied van de eerstbedoelde Partij wordt, indien mogelijk, door de partijen bij het geschil in der minne geschikt.
- 2
- Indien een dergelijk geschil niet kan worden beslecht binnen een tijdvak van drie maanden vanaf de datum waarop een van beide partijen bij het geschil om een minnelijke schikking heeft verzocht, wordt het geschil op verzoek van de betrokken onderdaan voorgelegd aan een internationaal scheidsgerecht dat wordt ingesteld krachtens de Arbitragevoorschriften van de Commissie voor Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties.
- 3
- Indien beide Overeenkomstsluitende Partijen partij zijn geworden bij het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten van 18 maart 1965, worden geschillen tussen een van de Overeenkomstsluitende Partijen en onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij krachtens het eerste lid van dit artikel ter beslechting door bemiddeling of arbitrage voorgelegd aan het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen.
- 4
- Een rechtspersoon die de nationaliteit van de ene Overeenkomstsluitende Partij heeft en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt voor de toepassing van artikel 25, tweede lid, letter b, van het in het derde lid hierboven genoemde Verdrag behandeld als een onderdaan van die andere Overeenkomstsluitende Partij.
- 5
- Elke Overeenkomstsluitende Partij stemt hierbij onvoorwaardelijk in met onderwerping van geschillen aan internationale arbitrage in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel.
- 6
- Scheidsrechterlijke uitspraken zijn onherroepelijk en bindend, en dienen in overeenstemming met het nationale recht ten uitvoer te worden gebracht.