In afwijking van artikel 3, eerste lid, wordt degene die ingevolge artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, en derde tot en met zevende lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als partner van de belanghebbende wordt aangemerkt, op verzoek van de belanghebbende voor de toepassing van deze wet niet als partner aangemerkt gedurende het verblijf van de belanghebbende in een instelling die op grond van de artikelen 1.1.1, 2.3.3 en 2.3.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 opvang verleent voor gevallen waarbij sprake is van een risico voor veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.