Onze Minister kan toestaan dat een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaande aanspraak ingevolge een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend als gevolg van de in deze wet opgenomen wijzigingen van artikel 19a van die wet niet langer als een aanspraak ingevolge een pensioenregeling in de zin van die wet is aan te merken in afwijking in zoverre van het in die wet bepaalde onder door Onze Minister te stellen voorwaarden en gedurende een door Onze Minister te bepalen periode toch als een aanspraak ingevolge een pensioenregeling in de zin van die wet wordt aangemerkt. Daarbij kan tevens worden bepaald of en in hoeverre de artikelen 38n tot en met 38q van die wet van overeenkomstige toepassing zijn en de toepassing van artikel 19b van die wet achterwege wordt gelaten.