Er bestaat behoefte aan zekerheid over de vraag of aandelen in een vennootschap kunnen worden toegerekend aan een vaste inrichting in Nederland. Immers, als de deelnemingsvrijstelling van toepassing is bij de vaste inrichting ten aanzien van de aandelen in een vennootschap, is geen dividendbelasting verschuldigd over de uitkering van dividend vanuit de vennootschap naar de vaste inrichting (artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Wet DB). Verder is de vraag of aandelen in een vennootschap toegerekend kunnen worden aan een vaste inrichting van belang voor de mogelijkheid om een fiscale eenheid te vormen tussen de vaste inrichting en de vennootschap (artikel 15, achtste lid). Hierna beschrijf ik de uitgangspunten voor het toerekenen van aandelen aan een vaste inrichting, waarover de Belastingdienst binnen de daarvoor gestelde kaders van het internationale vooroverleg zekerheid vooraf geeft.