- 1
- De artikelen 8 en 9c van de Natuurschoonwet 1928 vinden geen toepassing met betrekking tot een onroerende zaak:
-
- a.die op 31 december 2020 was aangemerkt als landgoed als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van die wet, en die enkel doordat de eigenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, of derde lid, van die wet, van die onroerende zaak wijzigt, niet meer voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 1, tweede lid, eerste zin, en vierde lid, van die wet; of
- b.die op 31 december 2030 was aangemerkt als landgoed als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van die wet, maar die als gevolg van de op 1 januari 2021 in werking getreden wijzigingen van de regels, bedoeld in artikel 1, tweede lid, eerste zin, van die wet, op 1 januari 2031 niet meer voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 1, tweede lid, eerste zin, van die wet.
- 2
- Het eerste lid vindt geen toepassing met betrekking tot het deel van een onroerende zaak dat voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 1, tweede lid, eerste zin, en vierde lid, van de Natuurschoonwet 1928.
- 3
- Indien een onroerende zaak als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, niet langer als een landgoed wordt aangemerkt ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van de Natuurschoonwet 1928, beslissen Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Financiën bij gezamenlijke beschikking dat de onroerende zaak niet langer als zodanig wordt beschouwd, in afwijking in zoverre van artikel 3, vierde lid, van die wet, met ingang van 1 januari 2031.
- 4
- Voor de toepassing van artikel 8a van de Natuurschoonwet 1928 wordt onder landgoed mede verstaan de onroerende zaak die op 31 december 2020 was aangemerkt als landgoed als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van die wet en ten aanzien waarvan een in het eerste lid beschreven situatie zich heeft voorgedaan.