Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 4 december 1964, nr. B 4/16765, Directie Wetgeving directe belastingen;
Gelet op de artikelen 61 en 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb . 1959, 301);
De Raad van State gehoord (advies van 9 december 1964, nr. 37);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 1964, nr. B 4/17303, Directie Wetgeving directe belastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan: