Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechten tot overvliegen en tot landen voor niet-verkeersdoeleinden binnen haar grondgebied; bovendien geniet(en) de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) van iedere Overeenkomstsluitende Partij, voor het instellen van de overeengekomen luchtdiensten, op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij op de overeengekomen routes het recht passagiers, vracht of post af te zetten of op te nemen, afkomstig van of bestemd voor punten buiten dat grondgebied.