- 1
- Elk der Overeenkomstsluitende Partijen heeft het recht een exploitatievergunning in te trekken of de uitoefening van de in artikel 2 van deze Overeenkomst omschreven rechten door de luchtvaartmaatschappij die door de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangewezen, op te schorten of aan de uitoefening van deze rechten de door haar noodzakelijk geachte voorwaarden te verbinden in elk van de volgende gevallen:
-
- a.indien niet te haren genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van en het feitelijk toezicht op deze luchtvaartmaatschappij berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, of bij de onderdanen van deze Overeenkomstsluitende Partij;
- b.indien de luchtvaartmaatschappij in gebreke blijft de wetten of de voorschriften van de Overeenkomstsluitende Partij die haar deze rechten heeft verleend, na te leven; of
- c.wanneer de luchtvaartmaatschappij anderszins in gebreke blijft de exploitatie uit te oefenen in overeenstemming met de ingevolge deze Overeenkomst voorgeschreven voorwaarden.
- 2
- Dit recht wordt slechts uitgeoefend na overleg met de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij onmiddellijke intrekking, opschorting of oplegging van de in het eerste lid van dit artikel genoemde voorwaarden noodzakelijk is ter voorkoming van verdere inbreuk op wetten of voorschriften.