- 1
- In geval van ouderdom stelt het Nederlandse bevoegde orgaan het pensioen rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de krachtens de Nederlandse algemene ouderdomswet (AOW) afgeronde verzekeringstijdvakken.
- 2
- Onder voorbehoud van het bepaalde in het derde lid worden tijdvakken vóór 1 januari 1957 gedurende welke een onderdaan van een Verdragsluitende Partij of een persoon beschreven in artikel 4, onderdeel b, na het bereiken van de 15-jarige leeftijd in Nederland heeft gewoond of gedurende welke hij, in een ander land wonende, in Nederland arbeid in loondienst heeft verricht, mede aangemerkt als verzekeringstijdvakken indien hij niet voldoet aan de voorwaarden van de Nederlandse wetgeving op grond waarvan zulke tijdvakken voor hem met verzekeringstijdvakken mogen worden gelijkgesteld.
- 3
- De in het tweede lid van dit artikel bedoelde tijdvakken worden bij de berekening van het ouderdomspensioen alleen in aanmerking genomen, indien de betrokkene verzekerd is geweest in de zin van artikel 6 van de Nederlandse Algemene Ouderdomswet en na het bereiken van de leeftijd van negenenvijftig jaar ten minste zes jaar op het grondgebied van een van beide of beide Verdragsluitende Partijen heeft gewoond en alleen zolang hij op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij woont. Deze tijdvakken worden echter niet in aanmerking genomen wanneer zij samenvallen met tijdvakken krachtens de wetgeving van een ander land dan Nederland.