- 1
- De schepen en bemanningsleden van beide Verdragsluitende Partijen houden zich aan de desbetreffende wetten en voorschriften van de andere Verdragsluitende Partij gedurende hun verblijf in de territoriale zee, de binnenwateren en havens van laatstgenoemde Partij.
- De autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen oefenen geen rechtsmacht uit over, noch komen zij tussenbeide in de interne aangelegenheden van de schepen van de andere Verdragsluitende Partij in haar territoriale zee, binnenwateren en havens, behalve in de gevallen en voor zover uitdrukkelijk voorzien in algemeen aanvaarde internationale regels en voorschriften en in tussen de Verdragsluitende Partijen van kracht zijnde verdragen.
- 2
- Wanneer een bemanningslid van een schip van een der Verdragsluitende Partijen aan boord van dat schip in de territoriale zee van de andere Verdragsluitende Partij een strafbaar feit heeft gepleegd, stellen de bevoegde autoriteiten van die Verdragsluitende Partij geen vervolging tegen hem in zonder de toestemming van de kapitein van het schip of van een diplomatieke of consulaire ambtenaar van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij, tenzij
-
- a.de gevolgen van het strafbare feit zich tot hun grondgebied uitstrekken; of
- b.het strafbare feit van een aard is waardoor de rust van hun land en de goede orde van de territoriale zee worden verstoord; of
- c.overeenkomstig de wet van hun land het strafbare feit een ernstig misdrijf is; of
- d.het strafbare feit is gepleegd tegen een vreemdeling aan boord van het schip; of
- e.het strafbare feit de illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen betreft.
- 3
- De bepalingen van het tweede lid laten onverlet het recht van een Verdragsluitende Partij om bij haar wetten toegestane stappen te ondernemen ten behoeve van de aanhouding of het onderzoek aan boord van een buitenlands schip dat door de territoriale zee vaart na het verlaten van de binnenwateren.