Elke Verdragsluitende Partij verleent de rederij die haar plaats van daadwerkelijke leiding op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij heeft het recht van vrije overmaking in een inwisselbare munteenheid naar het door de rederij aangewezen land van het batig saldo van uitgaven en ontvangsten van die rederij op het grondgebied van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij. De procedure voor deze overmaking dient evenwel in overeenstemming te zijn met de deviezenbepalingen van de Verdragsluitende Partij op wier grondgebied de inkomsten zijn opgekomen. Zulke overmakingen worden regelmatig en zonder vertraging toegestaan en zijn gebaseerd op de officiële wisselkoersen voor lopende betalingen. Wat de overmaking van investeringen en de opbrengst daarvan betreft, is de Overeenkomst inzake de bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea van 1974 van toepassing.