Bemanningsleden die in het bezit zijn van de documenten bedoeld in artikel 11 van deze Overeenkomst kunnen, ten behoeve van hun repatriëring of voor het reizen naar een andere haven om daar aan boord van een schip te gaan, dan wel om een andere reden die aanvaardbaar is voor de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij, over het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij reizen, nadat daarvoor goedkeuring is verkregen.
De bevoegde autoriteiten van de betrokken Overeenkomstsluitende Partij verlenen de bovengenoemde goedkeuring binnen de kortst mogelijke termijn. Ook de geldigheidsduur wordt door deze autoriteiten bepaald.
Tijdens het verblijf van schepen van de ene Overeenkomstsluitende Partij in de havens van de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn de diplomatieke of consulaire functionarissen van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij en de bemanningsleden van die Overeenkomstsluitende Partij gerechtigd contact met elkaar op te nemen en elkaar te ontmoeten, nadat is voldaan aan de desbetreffende voorschriften die in het land van verblijf van kracht zijn.