De term „investeringen” genoemd in artikel 1, eerste lid, omvat investeringen van rechtspersonen van een derde Staat die het eigendom zijn van of onder toezicht staan van investeerders van de ene Verdragsluitende Partij en die zijn gedaan op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij in overeenstemming met de wetten en voorschriften van laatstgenoemde Partij. De desbetreffende bepalingen van dit Verdrag zijn alleen van toepassing op dergelijke investeringen, wanneer deze derde Staat geen recht heeft, of afstand doet van het recht, tot het eisen van schadeloosstelling nadat de investeringen door de andere Verdragsluitende Partij zijn onteigend.
Het Verdrag is ook van toepassing op herinvesteringen gedaan door investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en in overeenstemming met de wetten en voorschriften van die Partij.