Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in, ingeval binnen een termijn van drie maanden geen minnelijke schikking is bereikt, elk geschil dat ontstaat tussen een Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering van die investeerder op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij voor te leggen aan het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen ter beslechting door bemiddeling of arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening. Een rechtspersoon die investeerder is van de ene Verdragsluitende Partij en waarvan de meerderheid van de aandelen, voordat een dergelijk geschil ontstaat, in het bezit zijn van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, letter b, van het Verdrag voor de toepassing van het Verdrag behandeld als onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.