Indien een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat de consoliderende toezichthouder is van een holding als bedoeld in de aanhef van artikel 3:111ab, kan de Nederlandsche Bank de maatregelen bedoeld in dat atikel en de artikelen 1:75, 1:79, 1:80 en 3:111a, tweede lid, onderdeel c en onderdeel k, met betrekking tot uitkeringen aan aandeelhouders, vanwege een overtreding door die holding van artikel 3:280a of van de vereisten bedoeld in artikel 3:280b, eerste lid, uitsluitend nemen in overeenstemming met de consoliderende toezichthouder van de holding en met inachtneming van artikel 21 bis, achtste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.