- 1
- De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:54d, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat met betrekking tot het bijkantoor zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
-
- a.artikel 3:8 met betrekking tot de geschiktheid van de in dat artikel bedoelde personen;
- b.artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
- c.artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
- d.artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
- e.artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
- f.artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
- g.artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
- h.artikel 3:70, eerste lid, met betrekking tot het boekjaar,
- alsmede dat de aanvrager voldoet aan artikel 3:24, met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van de werkzaamheden van een entiteit voor risico-acceptatie, en de uitoefening van die bevoegdheid, met dien verstande dat voor de toepassing van de onderdelen a tot en met h de in die onderdelen genoemde artikelen voor «verzekeraar met zetel in Nederland» telkens moet worden gelezen: «het in Nederland gelegen bijkantoor van een entiteit voor risico-acceptatie met zetel in een niet-aangewezen staat».
- 2
- De aanvraag geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
- 3
- De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, e, g of h, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.