- 1
- De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:48 indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
-
- a.artikel 3:8 met betrekking tot de geschiktheid van de in dat artikel bedoelde personen;
- b.artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
- c.artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
- d.artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
- e.artikel 3:16, derde lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
- f.artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
- g.artikel 3:19, eerste lid, met betrekking tot het minimum aantal leden van de raad van commissarissen;
- h.artikel 3:20 met betrekking tot de rechtsvorm;
- i.artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
- j.artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
- k.artikel 3:70, eerste lid, met betrekking tot het boekjaar.
- 2
- De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
- 3
- De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f, g of k, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.