- 1
- De hoogte van de bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, vierde lid, is zodanig dat de cliënt na afdracht van de bijdrage, van zijn bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, omgerekend naar een maand, een bedrag overhoudt dat overeenkomt met het zak- en kleedgeld, vermeerderd met de standaardpremie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag en gecorrigeerd met de zorgtoeslag.
- 2
- De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, is niet verschuldigd indien de cliënt of zijn echtgenoot gedurende twee of meer nachten aaneengesloten een maand in een instelling voor beschermd wonen verblijft.