Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 november 2014, nr. 2014-0000162309;
Gelet op de artikelen 668, zesde lid, en 673, tiende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 november 2014, nr. W12.14.0400/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 december 2014, nr. 2014-0000179626;
Hebben goedgevonden en verstaan: