- 1
- De diensten zijn in het kader van een goede taakuitvoering voorts bevoegd om op grond van een dringende en gewichtige reden gegevens te verstrekken aan:
-
- a.een inlichtingen- of veiligheidsdienst van een ander land waarmee geen samenwerkingsrelatie bestaat als bedoeld in artikel 88, eerste lid;
- b.een inlichtingen- of veiligheidsdienst van een ander land waarmee een samenwerkingsrelatie bestaat als bedoeld in artikel 88, eerste lid, maar waarbij in het kader van de weging, bedoeld in artikel 88, tweede lid, is vastgesteld dat daaraan regulier geen gegevens kunnen worden verstrekt.
- 2
- Een verstrekking als bedoeld in het eerste lid vindt niet eerder plaats dan nadat Onze betrokken Minister op een daartoe strekkend verzoek van het hoofd van de dienst toestemming heeft verleend.
- 3
- Van een toestemming tot verstrekking van ongeëvalueerde gegevens wordt de commissie van toezicht terstond op de hoogte gesteld.