- 1
- De diensten zijn bevoegd tot het al dan niet met gebruikmaking van een technisch hulpmiddel stelselmatig verzamelen van gegevens omtrent personen uit voor een ieder toegankelijke informatiebronnen.
- 2
- De uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is slechts toegestaan, indien Onze betrokken Minister of namens deze het hoofd van een dienst daarvoor toestemming heeft verleend. Het hoofd van een dienst kan aan hem ondergeschikte ambtenaren bij schriftelijk besluit aanwijzen die de toestemming, bedoeld in de eerste volzin, namens hem verlenen. Onze betrokken Minister wordt een afschrift van het besluit, bedoeld in de tweede volzin, gezonden. Artikel 29 is van overeenkomstige toepassing.