Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 10:1, 10:2, 10:3, 10:4 en 10:5, eerste lid, onderdeel a, omschreven strafbare feiten kunnen de in artikel 33a, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van het Wetboek van Strafrecht genoemde voorwerpen ook worden verbeurdverklaard, indien zij niet aan de in dat artikel bedoelde persoon toebehoren.