Goedgekeurd wordt dat bij de binding van het Koninkrijk aan het in artikel 1 genoemde Verdrag voor Nederland de voorbehouden worden gemaakt die zijn opgenomen in de volgende artikelen van het Verdrag:
I.Artikel 3(5)(d):- «5.
- Een Partij kan zich het recht voorbehouden:
- d)het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, die in detail voorschrijft hoe specifieke feitelijke situaties en soorten entiteiten of constructies behandeld moeten worden;»
- «3.
- Een Partij kan zich het recht voorbehouden:
- a)dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;»
- «4.
- Een Partij kan zich het recht voorbehouden dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen.»
- «3.
- Een Partij kan zich het recht voorbehouden:
- b)dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op bepalingen van haar gedekte belastingverdragen die betrekking hebben op de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen.»
- «4.
- Een Partij kan zich het recht voorbehouden dit Deel niet toe te passen op een of meer gespecificeerde gedekte belastingverdragen (of op al haar gedekte belastingverdragen) die reeds voorzien in verplichte en bindende arbitrage voor onopgeloste kwesties die voortkomen uit een zaak die door middel van een procedure voor onderling overleg onderzocht werd.»