De verplichtingen die ingevolge de artikelen 47, 47a, 48, 49, 50, 53 en 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 58, 59, 60 en 62 van de Invorderingswet 1990 en de artikelen 8.83, 8.84, 8.85, 8.87 en 8.91 van de Belastingwet BES bestaan jegens de inspecteur en de ontvanger, gelden mede jegens de algemeen directeur van de FIOD alsmede jegens de door deze algemeen directeur aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst.