- 1
- Degene die niet voldoet aan de verplichting hem opgelegd bij of krachtens:
-
- a.de artikelen 6, derde lid, 43, 44, 47b, 49, tweede lid, en 50, eerste lid;
- b.de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, e en f, 29, 35d, 35e, aanhef en onderdelen a, b, d en e, 35k, 35l en 35m, aanhef en onderdelen a en c, van de Wet op de loonbelasting 1964;
- c.de artikelen 4, elfde lid, en 9, eerste lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965;
- d.de artikelen 34c, eerste lid, 34e, 34g en 35a, eerste en tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, of
- e.artikel 54 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, begaat een verzuim ter zake waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.514 kan opleggen.
- 2
- De bevoegdheid tot het opleggen van de in het eerste lid bedoelde boete vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de verplichting is ontstaan.