Responsive image

HOOFDSTUK 2 DE PROCEDURE

Download de app voor meer functionaliteit.

HOOFDSTUK 2 DE PROCEDURE

AFDELING 2.1 - HET BEGIN VAN DE PROCEDURE
Artikel 2.1 - De ontvangstbevestiging en de berichtgeving over een ingediend beroepschrift (artikel 6:14 van de Awb)
    1.
  • Binnen een week na ontvangst van het beroepschrift bevestigt de griffier de ontvangst aan de indiener en stelt hij de wederpartij(en) daarvan op de hoogte. Indien een wederpartij niet digitaal kan worden bereikt, wordt dit bericht per post verzonden.
    2.
  • In afwijking van het eerste lid stelt het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken (CIV) van de rechtbank Den Haag in een vreemdelingenzaak in eerste aanleg het bestuursorgaan binnen één werkdag van de ontvangst op de hoogte. De zittingsplaats waaraan de zaak is toebedeeld, bericht het bestuursorgaan daarvan binnen één week.
    3.
  • De griffier deelt het door hem toegekende zaaknummer uiterlijk bij het in het eerste lid bedoelde bericht aan andere partijen mee.
Artikel 2.2 - De andere belanghebbende(n) (de artikelen 8:26 en 8:43 van de Awb)
    1.
  • Binnen een week na de ontvangst van het beroepschrift stelt de griffier bij bericht de op dat moment bij hem bekende andere belanghebbenden daarvan op de hoogte. Indien een belanghebbende niet digitaal kan worden bereikt, wordt dit bericht per post verzonden.
    2.
  • De bestuursrechter kan het bestreden besluit, het beroepschrift en de gronden van beroep op papier ter beschikking stellen aan degene die in de gelegenheid wordt gesteld om als partij aan het geding deel te nemen. De bestuursrechter stelt hem een termijn van twee weken om kenbaar te maken of hij als partij aan het geding wil deelnemen.
    3.
  • Op het verzoek van een andere belanghebbende om als partij aan het geding deel te nemen beslist de bestuursrechter – eventueel voorlopig – binnen vier weken na de ontvangst. Hij past daarbij artikel 2.10, vijfde lid, toe en kan partijen in de gelegenheid stellen alsnog een beroep te doen op artikel 8:29 van de Awb.
    4.
  • Binnen twee weken nadat een belanghebbende (voorlopig) als partij in het geding is toegelaten, stelt de bestuursrechter aan hem de (overige) op de zaak betrekking hebbende stukken ter beschikking. De bestuursrechter stelt hem daarbij in de gelegenheid binnen vier weken een schriftelijke uiteenzetting over de zaak te geven.
    5.
  • De bestuursrechter verlengt de in het vierde lid genoemde termijnen voor zover dat noodzakelijk is vanwege besluitvorming over beperking van de kennisneming of geheimhouding van stukken of vanwege de feitelijke uitvoering van een beslissing die de bestuursrechter daarover heeft genomen.
Artikel 2.3 - Verwijzing, voeging en splitsing en overdracht aan een zittingsplaats (de artikelen 8:13 en 8:14 van de Awb)
    1.
  • De bestuursrechter beslist op een verzoek om verwijzing, voeging of splitsing als bedoeld in de artikelen 8:13, tweede lid, en 8:14, tweede lid, van de Awb binnen vier weken na ontvangst daarvan.
    2.
  • In een vreemdelingenzaak kan in iedere stand van de procedure de zittingsplaats worden gewijzigd.
    3.
  • Indien een partij in een vreemdelingenzaak verzoekt om behandeling in een andere zittingsplaats, beslist de bestuursrechter binnen vier weken op dat verzoek.
AFDELING 2.2 - DE VEREISTEN VOOR DE PROCEDURE
Artikel 2.4 - Herstel van een verzuim en opvragen machtiging (de artikelen 6:5, 6:6, 8:24 en 8:36a van de Awb)
    1.
  • Indien sprake is van een herstelbaar verzuim als bedoeld in artikel 6:6 of 8:36a van de Awb of indien de bestuursrechter van een gemachtigde een machtiging verlangt, stelt de bestuursrechter de indiener van het beroepschrift per bericht in de gelegenheid binnen vier weken het verzuim te herstellen dan wel de machtiging in te zenden.
    2.
  • Indien de voorzieningenrechter in een met het beroep samenhangende voorlopige-voorzieningsprocedure toepassing geeft aan het eerste lid kan de bestuursrechter aan de indiener van het beroepschrift die tevens de indiener van het verzoekschrift is, een termijn gelijk aan die in de voorlopige voorziening stellen.
    3.
  • Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wegens een verzuim als bedoeld in het eerste lid vindt slechts plaats, indien:
  • a.in het geval op papier wordt geprocedeerd de uitnodiging om het verzuim te herstellen bij aangetekende brief is verzonden of anderszins vaststaat dat de uitnodiging is ontvangen,
  • b.in de uitnodiging is medegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld en het verzuim niet verschoonbaar is, en
  • c.binnen de termijn geen herstel heeft plaatsgevonden en dit verzuim niet verschoonbaar is.
    4.
  • Bij de toezending per gewone brief nadat de aangetekende brief is terugontvangen als bedoeld in artikel 8:38, eerste lid, van de Awb, wordt de in de aangetekende brief gestelde termijn niet verlengd.
    5.
  • Indien een indiener niet voldoet aan de verplichting om een bericht of stuk, als bedoeld in artikel 8:36a, eerste en tweede lid, van de Awb, langs digitale weg in te dienen, stelt de bestuursrechter de desbetreffende indiener in de gelegenheid dit verzuim te herstellen door binnen één week hetzelfde bericht of stuk alsnog langs digitale weg in te dienen of bepaalt hij dat de procedure geheel of gedeeltelijk wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor stukkenwisseling indien op papier wordt geprocedeerd. Indien deze termijn van één week eindigt voor het einde van de beroepstermijn, wordt deze termijn verlengd tot het einde van de beroepstermijn.
Artikel 2.5 - Het griffierecht (de artikelen 8:41 en 6:15 van de Awb)
    1.
  • Binnen twee weken na de ontvangst van het beroepschrift deelt de griffier de indiener mede welk griffierecht verschuldigd is en dat het griffierecht binnen vier weken moet worden voldaan. De griffier verzendt deze mededeling per gewone post. Indien na de verzending van de mededeling per gewone post de termijn waarbinnen dient te worden betaald, is verstreken en het verschuldigde griffierecht niet is ontvangen, verzendt de griffier de mededeling om het griffierecht binnen vier weken te voldoen per aangetekende post. De griffier kan de mededeling in afwijking van de tweede en derde volzin indien digitaal wordt geprocedeerd ook verzenden door plaatsing in het digitale dossier. Indien het griffierecht wordt verrekend met een rekening-courantverhouding met de gerechten wordt geen mededeling verzonden.
    2.
  • De griffier heft, in afwijking van het eerste lid, geen griffierecht indien de bestuursrechter het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15, eerste of tweede lid, van de Awb doorzendt aan een bestuursorgaan of een bestuursrechter van een ander gerecht.
    3.
  • Indien de bestuursrechter, nadat griffierecht is geheven, het beroepschrift doorzendt aan of de zaak verwijst naar de bestuursrechter van een gerecht, bericht de doorzendende of verwijzende bestuursrechter degene aan wie is doorgezonden of naar wie is verwezen zo spoedig mogelijk over de ontvangst van het griffierecht. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de overdracht van een vreemdelingenzaak.
    4.
  • De griffier betaalt het griffierecht na ontvangst terug indien griffierecht is geheven voordat:
  • de bestuursrechter het beroepschrift doorzendt aan een bestuursorgaan ter behandeling als bezwaarschrift of administratief-beroepschrift;
  • de bestuursrechter het beroepschrift doorzendt aan een hogerberoepsrechter ter behandeling als hogerberoepschrift of doorzendt aan de Hoge Raad als beroepschrift in cassatie.
    5.
  • Indien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald, betaalt de griffier het eventueel na de termijn betaalde griffierecht voor dat beroep terug.
    6.
  • Indien de bestuursrechter niet bevoegd is kennis te nemen van het beroepschrift heft de griffier geen griffierecht. Is wel griffierecht betaald, dan wordt dit terugbetaald.
Artikel 2.6 - Beroep op betalingsonmacht griffierecht
    1.
  • De indiener van het beroepschrift kan de griffier verzoeken de heffing van griffierecht achterwege te laten wegens betalingsonmacht. Dit verzoekt hij in het beroepschrift of uiterlijk voor het einde van de betalingstermijn van het griffierecht. In zaken waarop de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is, kan de indiener van het beroepschrift dit verzoek doen totdat op het beroep uitspraak is gedaan.
    2.
  • Naar aanleiding van dit verzoek, zendt de griffier de indiener een formulier. Dit formulier retourneert de indiener ingevuld, samen met de gevraagde gegevens binnen twee weken na de verzending.
    3.
  • Het formulier en de gevraagde gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan andere partijen en indien digitaal wordt geprocedeerd in het digitaal dossier niet toegankelijk gemaakt.
AFDELING 2.3 - HET VOORONDERZOEK
Artikel 2.7 - Versnelde behandeling (artikel 8:52 van de Awb)

Binnen een week na ontvangst van een gemotiveerd verzoek om versnelde behandeling beslist de bestuursrechter of het verzoek wordt ingewilligd. Bij inwilliging van het verzoek bericht de griffier de partijen zo mogelijk op welke wijze de zaak verder wordt behandeld.

Artikel 2.8 - De beperking van de kennisneming (artikel 8:29 van de Awb)
    1.
  • Een partij die op grond van gewichtige redenen mededeelt dat alleen de bestuursrechter van stukken dan wel van inlichtingen kennis zal mogen nemen, deelt dit gemotiveerd mede bij voorkeur in een afzonderlijk stuk.
    2.
  • Een mededeling als bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend betrekking hebben op stukken dan wel inlichtingen die de betrokken partij volgens de wet verplicht is aan de bestuursrechter over te leggen dan wel te verstrekken. Indien de mededeling betrekking heeft op onverplicht overgelegde stukken of verstrekte inlichtingen zendt de griffier deze aan de partij terug.
    3.
  • Indien digitaal wordt geprocedeerd wordt in het digitaal dossier vermeld dat een partij een beroep heeft gedaan op artikel 8:29 van de Awb en dat daarover door de bestuursrechter een beslissing wordt genomen volgens het negende lid. Het stuk of de inlichting waarop de mededeling als bedoeld in de voorgaande leden betrekking heeft, wordt niet in het digitaal dossier opgenomen.
    4.
  • De betrokken partij kan de stukken waarop de mededeling betrekking heeft uitsluitend op papier indienen. Deze stukken worden ingezonden en in een gesloten envelop bijgesloten. Op de envelop vermeldt de partij de term “8:29 van de Awb”.
    5.
  • Indien de mededeling slechts ziet op delen van een of meer stukken of inlichtingen, wijst de bestuursrechter de betrokken partij er zo nodig op dat van hem wordt verwacht dat hij een versie van de stukken of van de inlichtingen indient die aan de andere partij(en) mag worden gezonden. Indien digitaal wordt geprocedeerd dient de betrokken partij de mededeling met laatstgenoemde versie digitaal in.
    6.
  • Indien de mededeling betrekking heeft op (delen van) stukken waarover het besluit waartegen het beroep is gericht (bijvoorbeeld op grond van de Wet openbaarheid van bestuur) en het beroep tegen dat besluit is gericht, handelt de bestuursrechter alsof de bestuursrechter heeft besloten dat beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
    7.
  • Indien de betrokken partij wenst dat ook van (delen van) de motivering van de mededeling de kennisneming wordt beperkt, dan dient hij dit te vermelden in de mededeling als bedoeld in het eerste lid. In dat geval kan deze motivering (of delen daarvan) uitsluitend op papier worden ingediend. De motivering wordt bijgesloten in de in het vierde lid bedoelde gesloten envelop. De bestuursrechter houdt met deze mededeling slechts rekening indien de betrokken partij dat vermeldt in de mededeling en tevens een versie van de motivering van de mededeling overlegt die ook aan de andere partij(en) mag worden gezonden. Indien digitaal wordt geprocedeerd, dient de partij laatstgenoemde versie digitaal in.
    8.
  • De bestuursrechter stelt de andere partij(en) in de gelegenheid binnen een termijn van twee weken op de mededeling inzake beperking van de kennisneming te reageren. Daarbij neemt de bestuursrechter het in het zevende lid bedoelde verzoek om beperking van de kennisneming van (delen van) de motivering van de mededeling in acht.
    9.
  • De bestuursrechter beslist binnen vier weken na ontvangst van de mededeling onder vermelding van de naam/namen van de rechter(s) die de beslissing heeft/hebben genomen. Indien de bestuursrechter de partij om een nadere toelichting op de mededeling vraagt, stelt hij een termijn van twee weken en beslist hij binnen vier weken na ontvangst van de nadere toelichting. Indien toepassing wordt gegeven aan het vorige lid beslist hij binnen vier weken na ontvangst van de reactie.
    10.
  • Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming niet of niet geheel gerechtvaardigd is, wordt de betrokken partij gevraagd om binnen twee weken mee te delen of deze instemt met voeging van het (gedeeltelijke) stuk of de (gedeeltelijke) inlichting of in het digitaal dossier dan wel of deze het stuk of de inlichting terug wil krijgen. Hierbij wordt de partij er op gewezen dat indien hij niet instemt, de bestuursrechter daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die hem geraden voorkomen.
    11.
  • Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming geheel of gedeeltelijk gerechtvaardigd is, stelt hij de andere partijen in de gelegenheid, voor zover niet op een eerder moment al toestemming is verleend, hem binnen twee weken te berichten of zij er in toestemmen dat de bestuursrechter uitspraak doet mede op grondslag van (delen van de) stukken of inlichtingen waarvan beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht.
    12.
  • Indien toestemming wordt verleend is kennisneming van die stukken of inlichtingen bij de beoordeling van het beroep beperkt tot de bestuursrechter. Van een eenmaal gegeven toestemming kan niet worden teruggekomen.
    13.
  • Indien de toestemming wordt geweigerd blijven de (delen van de) stukken of inlichtingen waarvan de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht bij de beoordeling van het beroep buiten beschouwing. De betreffende stukken worden aan de betrokken partij teruggezonden. De zaak wordt behandeld door een andere bestuursrechter dan degene door wie de beslissing is genomen.
    14.
  • Na de uitspraak op het beroep worden de stukken of inlichtingen waarvan de kennisneming is beperkt op grond van een beslissing van de bestuursrechter, binnen twee weken teruggezonden aan de betrokken partij.
    15.
  • Het negende en veertiende lid zijn van overeenkomstige toepassing op de in het zevende lid bedoelde motivering waarvan beperking van de kennisneming is verzocht.
Artikel 2.9 - De geheimhouding (artikel 8:29 van de Awb)
    1.
  • Indien een partij op grond van gewichtige redenen weigert stukken over te leggen dan wel weigert inlichtingen te verstrekken, deelt hij dit gemotiveerd mede bij voorkeur in een afzonderlijk stuk.
    2.
  • Een mededeling als bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend betrekking hebben op stukken dan wel inlichtingen die de betrokken partij volgens de wet verplicht is aan de bestuursrechter over te leggen dan wel te verstrekken.
    3.
  • Indien digitaal wordt geprocedeerd wordt in het digitaal dossier vermeld dat een partij een beroep heeft gedaan op artikel 8:29 van de Awb en dat daarover door de bestuursrechter een beslissing wordt genomen volgens het zevende lid.
    4.
  • Indien de mededeling slechts ziet op delen van een of meer stukken of inlichtingen, wijst de bestuursrechter de betrokken partij er zo nodig op dat van hem wordt verwacht dat hij een versie van de stukken of van de inlichtingen indient die aan de andere partij(en) mag worden gezonden. Indien digitaal wordt geprocedeerd dient de betrokken partij laatstgenoemde versie met de mededeling digitaal in.
    5.
  • Indien de betrokken partij wenst dat uitsluitend de rechter kennis neemt van (delen van) de motivering is daarop artikel 2.8 van toepassing.
    6.
  • De bestuursrechter kan de andere partij(en) in de gelegenheid stellen binnen een termijn van twee weken op de mededeling inzake geheimhouding te reageren. Daarbij neemt de bestuursrechter het in het vijfde lid bedoelde verzoek om beperking van de kennisneming van (delen van) de motivering van de mededeling in acht.
    7.
  • De bestuursrechter beslist binnen vier weken na ontvangst van de mededeling onder vermelding van de naam/namen van de rechter(s) die de beslissing heeft/hebben genomen. Indien de bestuursrechter de partij om een nadere toelichting op de mededeling vraagt, stelt hij een termijn van twee weken en beslist hij binnen vier weken na ontvangst van de nadere toelichting. Indien toepassing wordt gegeven aan het vorige lid beslist hij binnen vier weken na ontvangst van de reactie.
    8.
  • Indien de bestuursrechter beslist dat de geheimhouding van de stukken of de inlichtingen (deels) gerechtvaardigd is, brengt hij in zijn beslissing tot uitdrukking dat die stukken of inlichtingen geheel of gedeeltelijk bij de beoordeling van het beroep buiten beschouwing blijven.
  • De zaak wordt behandeld door een andere bestuursrechter dan degene door wie de beslissing is genomen.
    9.
  • Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de weigering niet of niet geheel gerechtvaardigd is, wordt de betrokken partij gevraagd om binnen twee weken de stukken alsnog in te dienen onderscheidenlijk de inlichtingen te verstrekken. Hierbij wordt de partij er op gewezen dat indien hij niet instemt, de bestuursrechter daaruit de gevolgtrekkingen maakt die hem geraden voorkomen.
Artikel 2.10 - Voorbehouden kennisneming(artikel 8:32 van de Awb)
    1.
  • Indien een partij wil dat de bestuursrechter bepaalt dat kennisneming van stukken is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de bestuursrechter bijzondere toestemming heeft gekregen, vermeldt hij dit bij het indienen.
    2.
  • Indien deze stukken op papier worden ingediend, worden deze in een aparte envelop aan de griffie bijgesloten. Op de envelop vermeldt de partij de term “8:32 van de Awb”. Indien deze stukken digitaal worden ingediend, gebeurt dit in een apart bericht met de uitdrukkelijke vermelding van de term “8:32 van de Awb”.
    3.
  • De bestuursrechter beslist binnen twee weken na ontvangst van deze stukken.
    4.
  • Indien het beroep betrekking heeft op artikel 88 e.v. van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 103 e.v. van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 75b van de Ziektewet en artikel 129c van de Werkloosheidswet beoordeelt de bestuursrechter ambtshalve of artikel 8:32 moet worden toegepast.
    5.
  • Voordat de bestuursrechter beslist een andere belanghebbende als bedoeld in artikel 2.2 van dit reglement in het geding toe te laten, beoordeelt hij ambtshalve of artikel 8:32 van de Awb moet worden toegepast.
Artikel 2.11 - De repliek, de dupliek en de schriftelijke uiteenzetting na repliek (artikel 8:43 van de Awb)
    1.
  • Indien de bestuursrechter de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid stelt schriftelijk te repliceren geeft hij daartoe een termijn van vier weken.
    2.
  • Na ontvangst van de repliek stelt de bestuursrechter de andere partij(en) in de gelegenheid binnen vier weken te dupliceren of een nadere schriftelijke uiteenzetting over de zaak te geven.
Artikel 2.12 - Het deskundigenonderzoek (de artikelen 8:47 en 8:48 van de Awb)
    1.
  • Indien de bestuursrechter partijen in de gelegenheid stelt om hun wensen kenbaar te maken over het onderzoek door de door hem te benoemen deskundige, geeft hij aan partijen een termijn van twee weken.
    2.
  • De bestuursrechter zendt het verslag van de deskundige binnen één week na ontvangst daarvan aan partijen.
    3.
  • De bestuursrechter kan de termijn van vier weken voor het naar voren brengen van zienswijzen over het verslag eenmaal met twee weken verlengen op grond van een tijdig ingediend en gemotiveerd verzoek van een partij.
    4.
  • Als de bestuursrechter beslist om de ontvangen zienswijzen voor commentaar voor te leggen aan de deskundige, doet hij dat binnen vier weken na ontvangst daarvan. Aan de deskundige wordt daarbij een termijn van ten hoogste vier weken gegeven om zijn commentaar in te dienen.
AFDELING 2.4 - HET ONDERZOEK OP DE ZITTING
Artikel 2.13 - De dagbepaling van de zitting
    1.
  • De griffier kan partijen bij wijze van aankondiging mededelen wanneer de zitting plaatsvindt. Een verzoek om een andere datum kan uitsluitend worden ingewilligd indien:
  • dit verzoek is gemotiveerd;
  • verhinderdata binnen een periode van twee weken voor tot zes weken na de geagendeerde zittingsdatum worden vermeld; en
  • het verzoek binnen een week na verzending van de aankondiging is ingediend.
    2.
  • Na een uitnodiging voor de zitting wordt een verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting zo mogelijk schriftelijk, onder aanvoering van gewichtige redenen en tijdig, ingediend. Onder tijdig wordt verstaan: zo spoedig mogelijk na ontvangst van de uitnodiging of zo spoedig mogelijk nadat van de tot uitstel vragende omstandigheid is gebleken. De partij dient in zijn verzoek om uitstel zo mogelijk zijn verhinderdata op te nemen.
    3.
  • De bestuursrechter beslist binnen een week na ontvangst van dit verzoek.
    4.
  • Een verzoek dat voldoet aan de in het tweede lid omschreven voorwaarden wordt ingewilligd, tenzij de bestuursrechter oordeelt dat zwaarder wegende bij de behandeling van de zaak betrokken belangen hieraan in de weg staan. Als zwaarder wegende belangen kunnen mede worden aangemerkt een voor de bestuursrechter geldende beslistermijn en het belang van andere bij de behandeling van de zaak betrokken belanghebbenden.
    5.
  • De griffier deelt een afwijzing van het verzoek mee aan de verzoekende partij binnen een week na ontvangst van dit verzoek.
    6.
  • De griffier stelt partijen en eventuele andere betrokkenen binnen een week na ontvangst van het verzoek in kennis van een beslissing tot uitstel van de behandeling ter zitting.
Artikel 2.14 - De uitnodiging of oproeping voor de zitting (de artikelen 8:56 en 8:59 van de Awb)
    1.
  • In de uitnodiging of oproeping vermeldt de griffier of de zaak door een enkelvoudige of een meervoudige kamer wordt behandeld en zo mogelijk de geplande behandeltijd. Tevens vermeldt de griffier hierin de naam, onderscheidenlijk namen van de rechter(s) of de wijze waarop partijen hiervan op de hoogte kunnen komen.
    2.
  • Indien de bestuursrechter een partij oproept om in persoon te verschijnen, vermeldt de griffier in de oproeping zo mogelijk de reden waarom de partij wordt opgeroepen. Hij stelt ook de wederpartij(en) van die redengeving in kennis. De oproeping wordt indien het desbetreffende adres bekend is aan die partij zelf gezonden. De griffier stelt de gemachtigde daarvan in kennis.
    3.
  • Indien de bestuursrechter op de zitting zaken gevoegd of gesplitst behandelt en daarvan niet eerder mededeling is gedaan, deelt de griffier dit bij voorkeur mede in de uitnodiging of oproeping.
    4.
  • Indien de bestuursrechter een partij in persoon oproept aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen, gelast hij ambtshalve het transport.
    5.
  • Indien een partij aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen de bestuursrechter verzoekt de zitting te mogen bijwonen, kan de bestuursrechter het transport gelasten. Dit verzoek dient uiterlijk twee weken voor de zitting, of zo snel als redelijkerwijs mogelijk bij de bestuursrechter te worden ingediend.
Artikel 2.14a - Zittingen door middel van een beeld- en geluidverbinding
    1.
  • De bestuursrechter kan uit eigen beweging of op verzoek van een partij bepalen dat de zitting geheel of gedeeltelijk door middel van een tweezijdige beeld- en geluidverbinding plaatsvindt.
    2.
  • Partijen kunnen tot vijf werkdagen voor de zitting, maar uiterlijk binnen een week nadat de mededeling over de toepassing van het eerste lid aan partijen is verzonden verzoeken om fysiek of telefonisch aan de zitting deel te nemen. De bestuursrechter beslist zo spoedig mogelijk op dat verzoek.
    3.
  • Belangstellenden kunnen tot uiterlijk vijf werkdagen voor de zitting verzoeken om door middel van een beeld- en geluidverbinding een zitting als bedoeld in het eerste lid bij te wonen. De eerste zin is niet van toepassing op besloten zittingen of besloten delen van zittingen. De bestuursrechter beslist zo spoedig mogelijk op dat verzoek.
    4.
  • De bestuursrechter beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek van een partij om door middel van een tweezijdige beeld- en geluidverbinding aan een fysieke zitting deel te nemen.
    5.
  • Van een zitting als bedoeld in het eerste of vierde lid worden door partijen of belangstellenden geen opnamen gemaakt, anders dan met voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de bestuursrechter.
Artikel 2.15 - Bijstand door een tolk ter zitting (de artikelen 8:59 en 8:60 van de Awb)
    1.
  • Bij een eerste beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel zorgt de bestuursrechter voor een tolk op de zitting indien betrokkene tolkbijstand behoeft. De bestuursrechter zorgt op verzoek voor een tolk als een partij in persoon is opgeroepen of als de bestuursrechter ambtshalve getuigen en/of deskundigen wil horen en tolkbijstand daarvoor nodig is. De tweede volzin vindt geen toepassing indien betrokkene de vrijheid is ontnomen en hij uitsluitend wordt opgeroepen omdat hij heeft verzocht te worden gehoord.
    2.
  • De bestuursrechter zorgt voor een tolk op de zitting indien de zaak over een bestraffende sanctie gaat en tolkbijstand nodig is om te garanderen dat degene aan wie de bestraffende sanctie is opgelegd het verhandelde ter zitting kan volgen in een taal die hij verstaat.
    3.
  • Een verzoek om tolkbijstand dient uiterlijk twee weken voor de zitting, of zo snel als redelijkerwijs mogelijk bij de bestuursrechter te worden ingediend. De bestuursrechter beslist binnen een week op dit verzoek.
Artikel 2.16 - Te laat ingediende stukken
    1.
  • Indien stukken tien dagen of minder voor de zitting door de bestuursrechter zijn ontvangen, beslist de bestuursrechter of deze stukken buiten beschouwing blijven. De beslissing wordt door de bestuursrechter uiterlijk in de uitspraak kenbaar gemaakt.
    2.
  • Partijen die later dan om 12:00 uur op de aan de zitting voorafgaande werkdag berichten en/of stukken digitaal indienen, verstrekken op de zitting papieren exemplaren van deze berichten en stukken aan de bestuursrechter en de andere partijen. Indien de andere partij niet digitaal procedeert, geldt dit voor stukken die later dan drie werkdagen voor de zitting zijn ingediend.
    3.
  • Stukken die na de sluiting van het onderzoek ter zitting ongevraagd zijn ingediend blijven buiten beschouwing. Een uitzondering geldt voor stukken die aanleiding hebben gegeven tot heropening van het onderzoek. De beslissing wordt door de bestuursrechter uiterlijk in de uitspraak kenbaar gemaakt.
    4.
  • De stukken die op grond van het eerste of derde lid buiten beschouwing blijven, blijven in het (digitaal) dossier opgenomen.
Artikel 2.17 - Verzoek tot opmaken proces-verbaal(artikel 8:61 van de Awb)

Een partij die verzoekt tot het opmaken en toezenden van een proces-verbaal van het verhandelde ter zitting vermeldt het belang dat hij daarbij heeft.

Artikel 2.18 - Verzoek tot verstrekking dossierstukken

De bestuursrechter wijst een verzoek van een partij om verstrekking van een dossierstuk niet zijnde het proces-verbaal van de zitting, gedaan na de uitspraak, slechts in uitzonderlijke gevallen toe.

Artikel 2.19 - De schorsing (artikel 8:64 van de Awb)

Indien niet alle partijen op de zitting aanwezig waren en de bestuursrechter het onderzoek ter zitting met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Awb heeft geschorst, doet de griffier binnen twee weken na die zitting mededeling aan partijen van de schorsing en van de wijze waarop het onderzoek wordt voortgezet.

Artikel 2.20 - De sluiting van het onderzoek zonder (nadere) zitting (de artikelen 8:57 en 8:64 van de Awb)
    1.
  • Indien de bestuursrechter voornemens is het onderzoek te sluiten zonder (nadere) zitting, wijst hij partijen op hun recht om op zitting te worden gehoord en de.mogelijkheid om te verklaren dat zij gebruik willen maken van dit recht. Het derde lid is onverminderd van toepassing.
    2.
  • Indien de termijn die gesteld is in de mededeling als bedoeld in het eerste lid ongebruikt is verstreken deelt de griffier de beslissing over de sluiting van het onderzoek binnen vier weken aan partijen mee.
    3.
  • De bestuursrechter kan in een tussenuitspraak het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen of opdracht geven een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. Indien de bestuursrechter daarna bepaalt dat een nader onderzoek achterwege blijft, deelt de griffier de beslissing over de sluiting van het onderzoek aan partijen mee. Dit doet hij binnen vier weken nadat zich één van de situaties heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 8:57, tweede lid, van de Awb.
AFDELING 2.5 - DE UITSPRAAK
Artikel 2.21 - De termijn voor de schriftelijke uitspraak (artikel 8:66 van de Awb)

Indien de bestuursrechter na verlenging van de uitspraaktermijn van zes weken niet binnen de aan de partijen medegedeelde termijn uitspraak doet, deelt de griffier partijen zo mogelijk mee wanneer uitspraak wordt gedaan.

Artikel 2.22 - De uitspraak (artikel 8:66 e.v. van de Awb)
    1.
  • De schriftelijke uitspraak of het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak wordt indien digitaal wordt geprocedeerd nadat deze is gedaan of opgemaakt aan partijen bekendgemaakt door plaatsing in het digitaal dossier. Indien op papier wordt geprocedeerd, vindt bekendmaking ook plaats door toezending van de uitspraak op papier aan de partij die op papier procedeert.
    2.
  • De griffier verstrekt aan iedere partij op verzoek niet meer dan éénmaal een grosse van een uitspraak. Dit doet hij kosteloos en bij aangetekende brief. Daarbij worden gezamenlijk procederende personen als één partij aangemerkt.
Artikel 2.23 - Herstel van de uitspraak
    1.
  • De bestuursrechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve een kennelijke fout in de beslissing of in de dragende overwegingen van een uitspraak die zich voor eenvoudig herstel leent, herstellen.
    2.
  • De herstelde uitspraak wordt aan partijen bekendgemaakt op de wijze van de bekendmaking van de oorspronkelijke uitspraak.
AFDELING 2.6 - BEHANDELING NA VERWIJZING DOOR DE HOGE RAAD
Artikel 2.24 - Verwijzing door de Hoge Raad (artikel 29e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen)

Indien een zaak door de Hoge Raad ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad wordt verwezen naar een ander gerecht, stelt de bestuursrechter partijen zo nodig achtereenvolgens in de gelegenheid om binnen vier weken een uiteenzetting in te dienen naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.