- 1
- Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen hoger beroep instellen tegen:
-
- a.een uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, of artikel 8:67, eerste lid, van de rechtbank,
- b.een uitspraak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de voorzieningenrechter van de rechtbank,
- c.een uitspraak van de rechtbank op een verzoek als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid.
- 2
- Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen:
-
- a.een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid,
- b.een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:54a, tweede lid,
- c.een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid,
- d.een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid,
- e.een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, in verband met artikel 8:84, vijfde lid, en
- f.een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:87.
- 3
- Tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de in het eerste lid bedoelde uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegen:
-
- a.een tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a, of
- b.een andere beslissing van de rechtbank.
- 4
- Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de voorlopige voorziening, bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid.