Responsive image

ARTIKEL IV

Download de app voor meer functionaliteit.

ARTIKEL IV

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

    A
  • Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
  • 9.
  • Op schriftelijk verzoek en onder door Onze Minister te stellen voorwaarden staat de inspecteur toe dat een lichaam als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, geacht wordt zijn onderneming te drijven met behulp van zijn gehele vermogen, indien het lichaam als culturele instelling is aangemerkt. Het verzoek moet uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het jaar waarop het verzoek voor het eerst betrekking heeft, worden ingediend bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking waarin de door Onze Minister te stellen voorwaarden zijn opgenomen. Bij inwilliging van het verzoek geldt dit tot wederopzegging door het lichaam, waarbij wederopzegging alleen mogelijk is met ingang van het tiende jaar of een veelvoud daarvan na het einde van het jaar waarvoor het verzoek voor het eerst is ingewilligd.
    B
  • Aan artikel 3, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 2, negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
    C
  • Artikel 6 komt te luiden:
  • Artikel 6

      1.
    • Lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, en artikel 3, tweede lid, zijn met betrekking tot een jaar van de belasting vrijgesteld, indien de winst van het jaar – opgevat overeenkomstig hoofdstuk II van deze wet met uitzondering van artikel 9a en artikel 12 – niet meer bedraagt dan € 15 000, dan wel van het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaren tezamen niet meer bedraagt dan € 75 000. Indien in een jaar verlies geleden wordt, wordt de winst voor dat jaar gesteld op nihil.
      2.
    • Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van lichamen die een werkzaamheid verrichten als bedoeld in artikel 4, onderdeel b.
      3.
    • Op verzoek van een lichaam bepaalt de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking dat dit lichaam, in afwijking van het eerste lid, niet van de belasting is vrijgesteld. Het verzoek moet uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het jaar waarop het verzoek betrekking heeft, worden ingediend bij de inspecteur.
      4.
    • Bij inwilliging van het verzoek, bedoeld in het derde lid, geldt dit tot wederopzegging door het lichaam, waarbij wederopzegging alleen mogelijk is met ingang van het vijfde jaar of een veelvoud daarvan na het einde van het jaar waarvoor het verzoek voor het eerst is ingewilligd.

    1.
  • Lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, en artikel 3, tweede lid, zijn met betrekking tot een jaar van de belasting vrijgesteld, indien de winst van het jaar – opgevat overeenkomstig hoofdstuk II van deze wet met uitzondering van artikel 9a en artikel 12 – niet meer bedraagt dan € 15 000, dan wel van het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaren tezamen niet meer bedraagt dan € 75 000. Indien in een jaar verlies geleden wordt, wordt de winst voor dat jaar gesteld op nihil.
  • 2.
  • Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van lichamen die een werkzaamheid verrichten als bedoeld in artikel 4, onderdeel b.
  • 3.
  • Op verzoek van een lichaam bepaalt de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking dat dit lichaam, in afwijking van het eerste lid, niet van de belasting is vrijgesteld. Het verzoek moet uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het jaar waarop het verzoek betrekking heeft, worden ingediend bij de inspecteur.
  • 4.
  • Bij inwilliging van het verzoek, bedoeld in het derde lid, geldt dit tot wederopzegging door het lichaam, waarbij wederopzegging alleen mogelijk is met ingang van het vijfde jaar of een veelvoud daarvan na het einde van het jaar waarvoor het verzoek voor het eerst is ingewilligd.
    D
  • Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
  • In het eerste lid, eerste volzin, wordt «instellingen als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door «algemeen nut beogende instellingen en steunstichtingen SBBI» en vervalt «, voor zover zij tezamen € 227 te boven gaan».
  • 2.
  • In het eerste lid, tweede volzin, wordt «ten hoogste 10 percent van de winst» vervangen door: ten hoogste 50 percent van de winst met een maximum van € 100 000.
  • 3.
  • Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
  • 3.
  • De aftrek, bedoeld in het eerste lid, wordt verhoogd met 50 percent van het bedrag van de giften die zijn gedaan aan een culturele instelling, doch ten hoogste met € 2500.
    E
  • Na artikel 34 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
  • Artikel 35

    Artikel 16, derde lid, vervalt met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat dit voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2017.

    Artikel 16, derde lid, vervalt met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat dit voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2017.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.